17932 |
verdacht rondlopen |
schuimen:
schuume (L269p Blerick),
sluipen:
sluipe (L269p Blerick)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21889 |
verdienen |
verdienen:
verdêêne (L269p Blerick)
|
geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19377 |
verdieping |
verdieping:
verdeeping (L269p Blerick)
|
De verzamelnaam voor een horizontale laag in een huis tussen twee vloeren (verdieping, verdiep, stagie) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24634 |
verdord |
uitgedroogd:
oètgedruugde plante (L269p Blerick)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25362 |
verdoven |
bedwelmen:
bǝdwɛlmǝ (L269p Blerick),
kapotslaan:
kǝpǫtslǭn (L269p Blerick),
schieten:
sxētǝ (L269p Blerick)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
lùd (L269p Blerick),
smart:
smert (L269p Blerick),
verdriet:
verdreet (L269p Blerick)
|
leed [SGV (1914)] || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
34155 |
verdrogen |
nalaten:
nǭlǭtǝ (L269p Blerick),
verdrogen:
vǝrdrȳgǝ (L269p Blerick),
verzijen:
vǝrzīǝjǝ (L269p Blerick)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
21757 |
verduisteren |
soppen:
soppen (L269p Blerick),
zeven:
zeeve (L269p Blerick)
|
ontvangen geld stiekem achterhouden [seminariën, taken] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17936 |
verdwenen |
foetsie:
foetsie (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
pleite:
pleite (L269p Blerick),
weg:
weg (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (L269p Blerick)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|