34071 |
vetkoe |
mastkoe:
mas[koe] (L269p Blerick),
vetkoe:
vɛt[koe] (L269p Blerick)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
34274 |
vetmesten |
aandrinken:
āndreŋkǝn (L269p Blerick),
mesten:
mestǝ (L269p Blerick)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
groement:
gromǝt (L269p Blerick),
nagras:
nǭgrās (L269p Blerick),
vetwei:
vɛtwɛi̯ (L269p Blerick)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (L269p Blerick)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
32256 |
vierde deel van een stuk boomstam |
klocht:
klox (L269p Blerick)
|
Zie de toelichting bij het lemma ɛklievenɛ.' [N E, 9]
II-12
|
25306 |
viertel, maat van 7,5 l. |
vierdel:
vierel (L269p Blerick)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 7,5 liter = 1/20 aam (± 150-160 liter) [viertel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20574 |
vieruursboterham |
koffiedrinken, het -:
et kôffiedrinke (L269p Blerick),
koffiedrinke (L269p Blerick),
koŏffiedrinke (L269p Blerick),
kóffíedrinke (L269p Blerick),
o nasaal
koffiedrinke (L269p Blerick),
vieruurse koffie, de-:
veer oorse koffie (L269p Blerick)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
stuiver:
nerland.
stuüver (L269p Blerick)
|
een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21610 |
vijf-guldenstuk |
gouden vijfje:
ein golde viefke (L269p Blerick)
|
vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20894 |
vijg |
vijg:
viêg (L269p Blerick)
|
De eetbare, zoete, vlezge vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|