34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
beer (L269p Blerick),
bir (L269p Blerick),
bięr (L269p Blerick),
bēr (L269p Blerick),
bīr (L269p Blerick)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20313 |
volwassen, volgroeid |
volwassen:
volwasse (L269p Blerick)
|
volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwassen, volslagen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19412 |
vonk |
vonk:
vônk (L269p Blerick)
|
Brandend of gloeiend deeltje dat ergens afvliegt (kester, vonk, geinster, sprankel, kleister) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20174 |
voogd |
voogd:
voog (L269p Blerick),
voog(d) (L269p Blerick)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] || voogd [SGV (1914)]
III-2-2
|
21754 |
vooraanstaande |
autoriteit:
autoriteit (L269p Blerick),
hoge, een ~:
hōēge piet (L269p Blerick)
|
een persoon van veel betekenis in een plaats [peris] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29951 |
voorhamer |
zware hamer:
zwǭrǝ hāmǝr (L269p Blerick)
|
Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c]
II-9
|
34101 |
voorklauw |
voorhoef:
vø̄rhōf (L269p Blerick),
voorklauw:
vø̄rklau̯w (L269p Blerick),
voorpoot:
vø̄rpūt (L269p Blerick),
voorzool:
vø̄rzǭl (L269p Blerick)
|
Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b]
I-11
|
33799 |
voorknie |
knie:
knē (L269p Blerick)
|
Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9
|
17852 |
vooroverduikelen |
duikelen:
duukele (L269p Blerick),
dūkele (L269p Blerick),
dûûkele (L269p Blerick),
kopje keukelen:
kupke kukele (L269p Blerick),
tuimelen:
tømele (L269p Blerick),
vooroverschieten:
veur över scheete (L269p Blerick)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] || tuimelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
34132 |
voorpoten met dikke knie |
stalbenen:
stalbɛi̯n (L269p Blerick)
|
[N 3A, 143; monogr.]
I-11
|