18598 |
vrouwenonderhemd? |
vrouwluihemd:
vrouluuhaemp (L269p Blerick)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24515 |
vrucht zetten |
aanzetten:
aanzette (L269p Blerick)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33681 |
vruchtbare grond |
goede grond:
goi̯ǝ groŋk (L269p Blerick),
gōi̯ǝ gront (L269p Blerick),
wasbare grond:
wasbārǝ groŋk (L269p Blerick)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
21584 |
vruchtgebruik |
op het langste leven:
op t langs laeven (L269p Blerick)
|
het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20184 |
vruchtvlies |
helm:
helm (L269p Blerick)
|
Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
24966 |
vuil waterx |
smerig water:
smaerig water (L269p Blerick)
|
vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17658 |
vuist |
vuist:
voes (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
voest (L269p Blerick)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22342 |
vuistslag op de rug |
dof:
doef (L269p Blerick),
opdoffer:
opdôffer (L269p Blerick)
|
Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)] || slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)]
III-3-2
|
32253 |
vurig hout |
daar zit het vuur in:
dǝr zet˱ ǝt ˲vø̄r en (L269p Blerick)
|
Hout dat door de ziekte vuur blauwe en rossige vlammen krijgt die overgaan in een rode tot bruine verkleuring. [N E, 5]
II-12
|
32283 |
vuurrooster |
stoof:
stōf (L269p Blerick),
stookkachel:
stǭkkaxǝl (L269p Blerick)
|
Een ijzeren rooster of vuurkorf waarin een vuur wordt gestookt dat dient om het vat te verwarmen. [N E, 30]
II-12
|