18123 |
waterzucht |
waterzucht:
water zug (L269p Blerick),
waterzucht (L269p Blerick)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21675 |
wbd: afzeggen |
ongedaan maken:
eine koup ongedaon make (L269p Blerick)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
een goede prijs maken:
gooje prīēs make (L269p Blerick)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
laten zitten:
hae luit um zitte (L269p Blerick)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20542 |
wecken |
inwecken:
inwecke (L269p Blerick),
inwekke (L269p Blerick),
wecken:
wecke (L269p Blerick)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20435 |
weduwe |
weduwe:
weduwe (L269p Blerick),
wedvrouw:
wèdvrouw (L269p Blerick),
widvrouw:
witfrouw (L269p Blerick),
witvrouw (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
weduwe [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedman:
wèdman (L269p Blerick),
weduwnaar:
wedunaar (L269p Blerick),
widman:
witman (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
witma͂n (L269p Blerick)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
(lang en dof).
stof (L269p Blerick)
|
stof (étoffe) [SGV (1914)]
III-1-3
|
25579 |
weegtoestel |
weegschaal:
wē̜xsxǭl (L269p Blerick)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
33821 |
week in de muil |
week in de muil:
węi̯k en dǝ mul (L269p Blerick)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|