e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drijver drijver: drī.vǝr (Blerick), drīvǝr (Blerick  [(van hout: werd bij houten banden gebruikt)]  ) Een metalen of met metaal verstevigde houten pin waar de kuiper met de kuipershamer op slaat om de banden van een vat aan te drijven. De houten drijver is aan de bovenkant versterkt met een metalen ring, terwijl de onderkant in een metalen punt uitloopt. In de punt van de drijver is vaak een gleuf aangebracht waardoor de kuiper tijdens het vastslaan van de banden een beter houvast heeft. Zie ook afb. 215. De drijfpin werd in Eisden (Q 7) en Mechelen-aan-de-Maas (Q 9) met behulp van een nijptang vastgehouden. [N E, 26b; N E, 45d; monogr.] II-12
drinkbak voor de koeien drenkbak: drɛŋk˱bak (Blerick) Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
drinken de dorst blussen: den dors blusse (Blerick), de dorst lessen: d⁄n dors lesse (Blerick), drinken: drinke (Blerick, ... ) drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
drinken bij de zeug zuigen: zugǝ (Blerick), zȳgǝ (Blerick) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas glas: glās (Blerick) drinkglas [RND] III-2-1
drinkkuil in de wei drinkkuil: dreŋkkūl (Blerick), drinkplaats: drinkplaats (Blerick), put: pø̜t (Blerick) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droesem dras: draos (Blerick), dras (Blerick), droesem: droesem (Blerick) droesem [SGV (1914)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
droge koe guste koe: gøstǝ ku (Blerick) Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73] I-11
droge plekken in moeras bultgrond: bultgrond (Blerick) Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9] I-8
dronkaard buizer: buizer (Blerick), zuiplap: zoêplap (Blerick), zōēplap (Blerick) drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3