24568 |
lievevrouwebedstro |
onzelievevrouwebedstro:
ōs lievrouwenbedstroj (L215p Blitterswijck)
|
onzelievevrouwebedstro [SGV (1914)]
III-4-3
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (L215p Blitterswijck)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20186 |
lijkstro |
dodenbosje:
strobosje, dat gebruikt werd om op de kar onder de doodskist te leggen als het lijk begraven werd. Het doel was schokken te voorkomen. Deze bosjes stro werden na de begrafenis op een bepaalde plaats, meestal een kruispunt, neergelegd, waar ze vergingen
doeëjebüske (L215p Blitterswijck),
lijkstrooi:
stro waarop het lijk gelegd werd
liekströj (L215p Blitterswijck),
reeuwstrooi:
cf. "strobosje onder de doodskist op de kar
reeuwströj (L215p Blitterswijck)
|
doodstro; reeuwstro || lijkstro || strobosje onder de doodskist op de kar
III-2-2
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijnzaad:
linzǭt (L215p Blitterswijck),
lijzenszaad:
lēzǝszǭt (L215p Blitterswijck)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
33276 |
lijnzaadkoek |
lijzenskoek:
lēzǝnskūk (L215p Blitterswijck)
|
Van de pulp wordt niet alleen meel en pap gemaakt, maar er worden ook gemakkelijk te bewaren koeken van geperst. Deze vormen wintervoer van een goede kwaliteit. Na het teloorgaan van het ambachtelijke olieslaan worden industriële lijnkoeken als veevoeder gebruikt. Zie aflevering II.3, Molenaar, lemma Koek, blz. 166.
I-5
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijzensmeel:
lēzǝsmɛ̄l (L215p Blitterswijck)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
33274 |
lijnzaadolie |
lijzendsolie:
lēzǝsǫli (L215p Blitterswijck)
|
De olie die uit lijnzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
33275 |
lijnzaadpap |
lijnzaadsloeber:
linzǫǝtslubǝr (L215p Blitterswijck),
lijzenspap:
lēzǝspap (L215p Blitterswijck)
|
De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
lijsterkral:
liesterkral (L215p Blitterswijck),
lijsterkrallenboom:
liesterkrallenboeëm (L215p Blitterswijck)
|
lijsterbes (boom) || lijsterbes (vrucht)
III-4-3
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
lien-den-blad (L215p Blitterswijck)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|