e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mug knozel: knozel (Blitterswijck) mug III-4-2
muik muik: moa-jik (Blitterswijck), moͅi̯ək (Blitterswijck), muək (Blitterswijck) meuk [SGV (1914)] || meuk, bewaarplaats in het hooi om fruit te laten rijpen: kinderen hadden zon moeëk III-2-3
muilband, bovenste band van de schoof kruisband: krȳs[band] (Blitterswijck) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muilpeer muilpeer: moelpêr (Blitterswijck) muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] III-1-2
muis muis: mōēs (Blitterswijck, ... ) muis [SGV (1914)] III-4-2
muis (mv.) muis (mv.): muus (Blitterswijck) muizen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
muizen muizen: moe-ze (Blitterswijck), mōēze (Blitterswijck, ... ) muizen (ww) [SGV (1914)] III-2-1
mul (zand) los: van een weg  los (Blitterswijck) mul [SGV (1914)] III-4-4
mulle grond papzand: papzand (Blitterswijck) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muts: algemeen kips: WNT: kips (I), (vrouwen)hoed of (mans- of jongens)pet.  kips (Blitterswijck), muts: møts (Blitterswijck) pet, muts, klak [RND] III-1-3