e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niks waard niks waard: wèrd (Blitterswijck) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
nok vorst: ǝt ˲vǭrst (Blitterswijck) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
nootmuskaat muskaat: bəsxōͅt (Blitterswijck), notemuskaat: nōtəbəsxōͅt (Blitterswijck) muskaat || muskaatnoot III-2-3
nors frech (du.): vrek (Blitterswijck), stuurs: stoers (Blitterswijck) norsch (barsch) [SGV (1914)] III-3-1
ochtend (vanmorgen ochtend: mer-ge (Blitterswijck) s morgens) [SGV (1914)] III-4-4
oever afkant: af-kant (Blitterswijck), afzak: afzak (Blitterswijck), kant: kaant (Blitterswijck) oever [SGV (1914)] || oeverhelling [SGV (1914)] III-4-4
offerblok offerblok: offerblok (Blitterswijck) Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)] III-3-3
offergeld offercenten: offercenten (Blitterswijck) Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3
offergeld add. geld voor in de klingelbuidel: geld vor in de klingelbuul (Blitterswijck) Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3
ogenblikje, korte tijd, eventjes eventjes: efkes (Blitterswijck) eventjes III-4-4