e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onrijp groen: gruun oft ète (Blitterswijck) fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] III-2-3
onrijp, onvolgroeid groen: gruun (Blitterswijck) onrijp [SGV (1914)] I-7
onrustig onrustig: ónröstig (Blitterswijck) onrustig III-1-4
onvolgroeide vrucht krot: krod (Blitterswijck) kleine vrucht I-7
onvruchtbare geit kween: kwēn (Blitterswijck) De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.] I-12
onvruchtbare koe kween: kwēn (Blitterswijck) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweersbui hommelschoer: hómmelschoeër (Blitterswijck), schoer: schoer (Blitterswijck, ... ), schoeër (Blitterswijck) donderbui [SGV (1914)] || donderbui, onweersbui || onweersbui [SGV (1914)] III-4-4
onweerx onweer: ónwèèr (Blitterswijck) onweer III-4-4
oog oog: oag (Blitterswijck), u.əgə (Blitterswijck) ogen [RND] || oog [SGV (1914)] III-1-1
oogkleppen scheerlappen: sxęrlapǝ (Blitterswijck) Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.] I-10