22317 |
oudejaarsavond |
oudejaarsavond:
aldejaórsaovent (L215p Blitterswijck)
|
Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20229 |
ouders |
ouders:
elders (L215p Blitterswijck),
ēl-ders (L215p Blitterswijck)
|
ouders [SGV (1914)]
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
al-der-wètsch (L215p Blitterswijck)
|
ouderwets [SGV (1914)]
III-1-3
|
25608 |
ovenpaal |
ovenschoot:
ǭvǝsxǫǝt (L215p Blitterswijck),
scheutel:
šø̄ǝtǝl (L215p Blitterswijck)
|
De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.]
II-1
|
19465 |
overgordijn |
gordijn:
goͅrdin (L215p Blitterswijck)
|
gordijn
III-2-1
|
32799 |
overhoeks eggen |
schoks [eggen]:
sxuks (L215p Blitterswijck)
|
Manier van eggen waarbij men met de eg schuin over de akker gaat. Men kan schuin in de lengterichting of schuin in de breedterichting eggen. Zie afb. 71. Nadat men een akker overhoeks geëgd heeft (om onkruid te bestrijden of om de grond gelijk te trekken), egt men hem gewoonlijk in de lengte af. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ¬¥eggen¬¥. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 84c; N 11A, 177c; div.; monogr.]
I-2
|
33560 |
overrijp, beurs |
buikziek:
boekzīēk (L215p Blitterswijck)
|
overrijp
I-7
|
25065 |
overschot, restant |
meerrest:
Vör de mieërrest: wat het overige betreft, voor de rest, of verder.
mieërrest (L215p Blitterswijck)
|
overschot, restant
III-4-4
|
19056 |
overtuigd |
overtuigd:
oa-ver-tŭŭgd (L215p Blitterswijck)
|
overtuigd [SGV (1914)]
III-1-4
|
19050 |
overtuigen |
overtuigen:
oa-ver-tū-ge (L215p Blitterswijck)
|
overtuigen [SGV (1914)]
III-1-4
|