e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
putgalg putvork: pøtvøͅrk (Blitterswijck), staak: staak (Blitterswijck), stāk (Blitterswijck) [N 12 (1961)] I-7
puthaak putwip: putwip (Blitterswijck), pøtwep (Blitterswijck) [N 12 (1961)] I-7
putzwengel putbalk: putbalk (Blitterswijck), pøtbalk (Blitterswijck), putwip: pøtwep (Blitterswijck, ... ) [N 12 (1961)] [SGV (1914)] I-7
raad raad: road (Blitterswijck) raad [SGV (1914)] III-1-4
raadsel raadsel: raodsel (Blitterswijck) raadsel III-1-4
raadsel(tje) raadsel(tje): raodsel (Blitterswijck), raodselke (Blitterswijck) raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raam glas: glās (Blitterswijck), venster: vēnstǝr (Blitterswijck), vē̜ ̝nstǝr (Blitterswijck) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9
raapstelenstamppot stelenmoes: stēləmus (Blitterswijck) moes van raapstelen III-2-3
raapzaadolie bomolie: bǫmǫli (Blitterswijck) De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
raar, vreemd aardig: arig (Blitterswijck), vreemd: vremd (Blitterswijck), vrīēmd (Blitterswijck) 01; vreemd [SGV (1914)] || raar || vreemd III-1-4