33750 |
ruin |
ruin:
ryn (L215p Blitterswijck),
røn (L215p Blitterswijck)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
ruten oas (L215p Blitterswijck)
|
Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
34024 |
rund |
beest:
bɛst (L215p Blitterswijck),
rind:
rent (L215p Blitterswijck)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
hoar-sel (L215p Blitterswijck)
|
horzel [SGV (1914)]
III-4-2
|
24371 |
rups |
rups:
roeps (L215p Blitterswijck, ...
L215p Blitterswijck),
troeps (L215p Blitterswijck)
|
rups [SGV (1914)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
rusten:
röste (L215p Blitterswijck)
|
rusten [SGV (1914)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
rouw (L215p Blitterswijck)
|
ruw [SGV (1914)]
III-3-1
|
25042 |
ruw, ruig |
ruw:
roow (L215p Blitterswijck),
rouw (L215p Blitterswijck),
Rauw wèèr: ruw weer.
rauw (L215p Blitterswijck)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)]
III-4-4
|
34445 |
saanengeit |
saanengeit:
zānǝgęi̯t (L215p Blitterswijck)
|
[N 77, 70; monogr.]
I-12
|
23321 |
sacristie |
gerfkamer:
gerfkamer (L215p Blitterswijck),
sacristie:
sacristie (L215p Blitterswijck),
sakerstie (L215p Blitterswijck)
|
gerfkamer [SGV (1914)] || Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|