e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijfsel stijf: stīf (Blitterswijck) stijfsel III-2-1
stoel stoel: stūl (Blitterswijck, ... ) stoel [SGV (1914)] III-2-1
stoep stoep: stoep (Blitterswijck) stoep [SGV (1914)] III-3-1
stoep, trottoir stoep: stoep (Blitterswijck) stoep [SGV (1914)] III-2-1
stof stof: stof (Blitterswijck) stof [SGV (1914)] III-2-1
stof afnemen afpoetsen: āf-poet-se (Blitterswijck) stoffen (ww.) [SGV (1914)] III-2-1
stof, zandx stof: stof (Blitterswijck, ... ) stof [SGV (1914)] III-4-4
stofblik blik: bleͅk (Blitterswijck), blèk (Blitterswijck), dreksblik: drɛks˂blɛk (Blitterswijck), drekschepper: drɛksxøpər (Blitterswijck) blik (van stoffer en ~) [SGV (1914)] || blik [de meid heeft \'t met een - opgeveegd] [SGV (1914)] || stofblik III-2-1
stok stok: stok (Blitterswijck) Bepaalde veenmaat met een lengte van doorgaans 2.50 m. [II, 63a] II-4
stoker stoker: stø̜̜̄̄kǝr (Blitterswijck) De arbeider die tijdens het bakproces het vuur in de ringoven op de vereiste temperatuur houdt. Wanneer het vuur in de oven te warm was, zei men in Q 121b dat de oven te gloei (ts\ glø̜j) was. [N 98, 140; monogr.] II-8