id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20745 | taart | taart: taart (Blitterswijck) | taart [SGV (1914)] III-2-3 |
20891 | tabak | tabak: te-bak (Blitterswijck) | tabak [SGV (1914)] III-2-3 |
19667 | tafel | bred: brèt (Blitterswijck), tafel: tōͅfəl (Blitterswijck), tŏa-fel (Blitterswijck), toͅfəl (Blitterswijck) | tafel [SGV (1914)] III-2-1 |
24494 | tak (alg.) | tak: tak (Blitterswijck) | tak [SGV (1914)] III-4-3 |
24727 | takken (coll.) | tak (mv.): tèk (Blitterswijck) | takken (mv.) [SGV (1914)] III-4-3 |
17760 | tand | tand: tānd (Blitterswijck) | tand [SGV (1914)] III-1-1 |
17761 | tanden | tanden (mv.): tānd (Blitterswijck) | tanden [SGV (1914)] III-1-1 |
32584 | tanden van een riek | tanden: tant (Blitterswijck) | Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.] I-1 |
20357 | tante | meui: möj (Blitterswijck), tant: tānt (Blitterswijck), nieuw woord taant (Blitterswijck), nieuwer tāānt (Blitterswijck) | moei (tante) [SGV (1914)] || moei, tante [SGV (1914)] || tante [SGV (1914)] III-2-2 |
32980 | tarwe | weit: wɛi̯t (Blitterswijck) | Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4 |