20387 |
bruidegom |
bruidegom:
brudegom (L215p Blitterswijck, ...
L215p Blitterswijck)
|
bruidegom [SGV (1914)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
en bruudje (L215p Blitterswijck)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
23350 |
bruidsportaal |
onder de toren:
onder den toren (L215p Blitterswijck)
|
Vroeger werd een huwelijk soms ingezegend onder de kerkdeur of in een zijportaal. Hoe noemde men die plek [huwelijksdeur, bruidsportaal]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
brulleft (L215p Blitterswijck),
e toonloos
breulleft (L215p Blitterswijck)
|
bruiloft [SGV (1914)]
III-2-2
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (L215p Blitterswijck)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34196 |
brulziekte |
bruls zijn:
(de koe is) brøls (L215p Blitterswijck)
|
Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C]
I-11
|
25116 |
bui, regenbui |
bui:
buuj (L215p Blitterswijck, ...
L215p Blitterswijck)
|
bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
33392 |
buitendeurtje van het varkenshok |
deurtje:
dørkǝ (L215p Blitterswijck)
|
Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f]
I-6
|
25058 |
bundel, bussel |
bos:
boes (L215p Blitterswijck),
bunder:
boender (L215p Blitterswijck)
|
bundel [SGV (1914)]
III-4-4
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
boender (L215p Blitterswijck),
ongeveer 1 ha., 3 m‰rge.
boender (L215p Blitterswijck)
|
bunder [SGV (1914)] || bunder, landmaat
III-4-4
|