e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

Gevonden: 2572
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de was spoelen spoelen: spŭ-le (Blitterswijck) spoelen [SGV (1914)] III-2-1
de was stijfselen stijven: stīvə (Blitterswijck) stijven III-2-1
deeg deeg: dieëg (Blitterswijck), diəx (Blitterswijck) deeg [SGV (1914)] III-2-3
deeg kneden kneden: knējǝ (Blitterswijck), knē̜jǝ (Blitterswijck) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1
degelijk degelijk: degelik (Blitterswijck) grondig [SGV (1914)] III-1-4
deken deken: dēͅkə (Blitterswijck) deken III-2-1
deksel dek: deͅk (Blitterswijck), dekkel: deͅkəl (Blitterswijck), deksel: dèksel (Blitterswijck) deksel [SGV (1914)] || deksel (van pot of pan) III-2-1
den den: den (Blitterswijck) denneboom III-4-3
denken denken: dênke (Blitterswijck) denken [SGV (1914)] III-1-4
dennenappel kwakel: kwakel (Blitterswijck), kwakels (Blitterswijck), schobje: schööpke (Blitterswijck) denappel || dennenappel [SGV (1914)] III-4-3