e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

Gevonden: 2572
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kerk kerk: kerk (Blitterswijck), kèrk (Blitterswijck) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || kerk [SGV (1914)] III-3-3
kerkbanken banken: benk (Blitterswijck) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkdeur grote deur: groete deur (Blitterswijck) De grote deur, de hoofdingang van de kerk [lijkdeur, kerkdeur, kirchduër]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkhof kerkhof: kerkhof (Blitterswijck, ... ) De begraafplaats rondom bij de kerk [de/het kerkhof,-hoof,kirkef?]. [N 96A (1989)] || Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)] III-3-3
kerkplein kerkplein: kerkplein (Blitterswijck) Het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkstoel klapstoel: klapstoel (Blitterswijck) Kerkstoelen, de stoelen (met of zonder opklapbare zitting) waarop men zowel kan knielen als zitten [kerksteul, -stoele?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerktoren kerktoren: kerktoore (Blitterswijck) De toren van de kerk, waarin zich de klokken bevinden [kèrktaore, -taon, -toer, klokketoren?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkwaarts op de kerk aan: op de kèrk ān (Blitterswijck) kerkwaarts [SGV (1914)] III-3-3
kermis kermis: kirməs (Blitterswijck) kermis [RND] III-3-2
kern sluik: sluk (Blitterswijck) Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15] I-11