id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21313 | eed | eed: eid (Bocholt) | eed [ZND 23 (1937)] III-3-1 |
24436 | eekhoorn | enkbeugel: inkbi-jgel (Bocholt) | eekhoorn III-4-2 |
18116 | eelt, eeltknobbel | zwel: zwiel in zien han (Bocholt), zwîêl in zien han (Bocholt) | Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)] III-1-2 |
33803 | eeltwrat, zweelwrat | knors: knǫrs (Bocholt), wrat: vrat (Bocholt), zweelwrat: zwelvrat (Bocholt) | Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9 |
23667 | een aflaat verdienen | aflaat verdienen: aafloat verdeene (Bocholt) | Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
23781 | een askruisje halen | kruisje halen: kruuske hale (Bocholt) | Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)] III-3-3 |
19294 | een berisping krijgen | een saus krijgen: ein saus kriegen (Bocholt), een sigaar krijgen: ein segaar kriegen (Bocholt), een uitbuffeling krijgen: ein oetbuffeling kriegen (Bocholt) | hoe zeg je: een vermaning, een berisping krijgen (woord op -ment) ? [ZND 41 (1943)] III-1-4 |
20145 | een blauwtje lopen | hij heeft de bons gekregen: hae haet de bóns gekriege (Bocholt) | Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: hij heeft een blauwtje gelopen. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? [N 115 (2003)] III-2-2 |
20505 | een borrel drinken | een drupje drinken: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m ein drupke drinken (Bocholt), een scheppen: Vèè goan er òs eine goje sjòppe sjöppe (Bocholt) | drinken || druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] III-2-3 |
20941 | een boterham smeren | een boterham smeren: nə buēͅətəram smīərə (Bocholt) | smeren [RND] III-2-3 |