| 21313 |
eed |
eed:
eid (L317p Bocholt)
|
eed [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
| 24436 |
eekhoorn |
enkbeugel:
inkbi-jgel (L317p Bocholt)
|
eekhoorn
III-4-2
|
| 18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
zwiel in zien han (L317p Bocholt),
zwîêl in zien han (L317p Bocholt)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
| 33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
knors:
knǫrs (L317p Bocholt),
wrat:
vrat (L317p Bocholt),
zweelwrat:
zwelvrat (L317p Bocholt)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
| 23667 |
een aflaat verdienen |
aflaat verdienen:
aafloat verdeene (L317p Bocholt)
|
Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23781 |
een askruisje halen |
kruisje halen:
kruuske hale (L317p Bocholt)
|
Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 19294 |
een berisping krijgen |
een saus krijgen:
ein saus kriegen (L317p Bocholt),
een sigaar krijgen:
ein segaar kriegen (L317p Bocholt),
een uitbuffeling krijgen:
ein oetbuffeling kriegen (L317p Bocholt)
|
hoe zeg je: een vermaning, een berisping krijgen (woord op -ment) ? [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
| 20145 |
een blauwtje lopen |
hij heeft de bons gekregen:
hae haet de bóns gekriege (L317p Bocholt)
|
Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: hij heeft een blauwtje gelopen. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? [N 115 (2003)]
III-2-2
|
| 20505 |
een borrel drinken |
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ein drupke drinken (L317p Bocholt),
een scheppen:
Vèè goan er òs eine goje sjòppe
sjöppe (L317p Bocholt)
|
drinken || druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
| 20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
nə buēͅətəram smīərə (L317p Bocholt)
|
smeren [RND]
III-2-3
|