21656 |
een prijs vragen |
loven:
ps. omgespeld volgens Frings.
la͂və (L317p Bocholt)
|
aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22357 |
een priktol bovenhands uitwerpen |
kampen:
kampe (L317p Bocholt)
|
een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
32592 |
een riek mest |
riek (mest):
rēk (L317p Bocholt)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
23699 |
een rozenhoedje bidden |
noster beden:
noster beije (L317p Bocholt)
|
Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32603 |
een stuk grond enten |
inenten:
enɛntǝ (L317p Bocholt)
|
Enten is het bestrooien van een akker of een pas ontgonnen stuk (heide)grond met aarde van een akker waarop het te telen gewas al eerder heeft gestaan. De entaarde is van goede kwaliteit. De geënte akker wordt meer geschikt voor het te telen gewas. Meestal gaat het om stikstofbindende planten als lupine (L 270, Q 2), klaver (Q 2), lucerne (Q 187a) en serradella (L 115, 192a), in het algemeen dus vlinderbloemigen (L 163, 248, 266, 294, Q 97). Termen als enten, inenten veronderstellen "een akker", "een stuk land" e.d. als object. [N 11, 25; N 11A, 33]
I-1
|
22545 |
een tol op de hand laten draaien |
scheppen:
schöppe (L317p Bocholt)
|
een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18077 |
een verkoudheid hebben |
een kou hebben:
ig heb eine kouw op de borst (L317p Bocholt),
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ix heb et ɛrx te pakə (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
ix heb nə kauw gepakt (L317p Bocholt),
ix heb ət ɛrx zitə (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
33877 |
een veulen werpen |
veulenen:
vȳǝ.lǝnǝ (L317p Bocholt)
|
Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52]
I-9
|
32707 |
een weide scheuren |
blekken:
blø̜kǝ (L317p Bocholt),
blękǝ (L317p Bocholt
[(vroeger in twee keer - later ineens)]
),
omdoen:
[omdoen] (L317p Bocholt)
|
Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.]
I-1
|
17709 |
een wind laten |
ene laten vliegen:
eine laote vlege (L317p Bocholt),
poepen:
pōēpe (L317p Bocholt)
|
wind laten [N 10c (1995)]
III-1-1
|