e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ei zonder schaal liesei: lēsęi̯ (Bocholt) Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.] I-12
eieren uithalen uithalen: ūthālǝ (Bocholt) De gelegde eieren uit het nest halen of oprapen. In dit lemma is een opgegeven object ei of eieren niet gedocumenteerd. Voor een fonetische documentatie van "ei" zie het lemma EI (5.11.2). [N 19, 35] I-12
eierkoek eierenkoek: eierenkook (Bocholt), eierkoek: eierkook (Bocholt) eierkoek [ZND 34 (1940)] III-2-3
eierpannenkoek eierkoek: eijerkook (Bocholt) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
eiertikken eitjes tikken: eikes tikke (Bocholt), klutsen: klutse (Bocholt) Het gebruik om met hardgekookte eieren tegen elkaar te tikken [eiere tietsje, kuppe]. [N 96C (1989)] || het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen] [N 112 (2006)] III-3-2
eigendom eigen goed: eige good (Bocholt), eigendom: eigendom (Bocholt), goederen: doffe e wordt als ¯ aangegeven  good’re (Bocholt) Noem het (dialect)woord voor: datgene wat je bezit, wat van u is? [eigendom] [N 102 (1998)] III-3-1
eigenwijs eigenwijs: ééjgəwees (Bocholt) eigenwijs; .... jullie maar niet zo eigenwijs geweest! [DC 45 (1970)] III-1-4
eik eik: ejk (Bocholt), ɛi̯k (Bocholt), -  eik (Bocholt), eikenboom: eikebaum (Bocholt), eikeboeəm (Bocholt), -  eikeboum (Bocholt) eik [RND], [ZND 20 (1936)] || eikenboom [ZND 34 (1940)] III-4-3
eikel eikel: eikel (Bocholt), ɛi̯kəls (Bocholt), -  eikelen (Bocholt), eikəle (Bocholt) eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] || eikels zoeken [ZND 20 (1936)] III-4-3
ekster egerst: eigerst (Bocholt), ègerst (Bocholt, ... ) ekster [ZND 39 (1942)] III-4-1