20907 |
gebakken appelschijven |
boomvlees:
Men bedoelt er b.v. gestoofde peren of appelen mee
buimvleis (L317p Bocholt)
|
boomvlees
III-2-3
|
25619 |
gebarsten en zwartgeblakerde korst |
verbrande korst:
vǝrbrandjǝ kǫrst (L317p Bocholt)
|
Door een te hoge oventemperatuur ontstaat er een verkoolde korst. Een aantal benamingen duidt op het hele brood. [N 29, 66b; N 29, 66a]
II-1
|
23700 |
gebed |
gebed:
gebed (L317p Bocholt)
|
Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23701 |
gebeden |
gebeden:
gebede (L317p Bocholt)
|
De gebeden meervoud. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23679 |
gebedsweek |
bedeweek:
beijwaek (L317p Bocholt)
|
Een gebedsweek. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23476 |
gebeier |
gebommel:
gebommel (L317p Bocholt)
|
Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17623 |
gebit |
bijters:
bieters (L317p Bocholt),
gebit:
gebîêt (L317p Bocholt)
|
hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
22513 |
geboortefeest |
kindjeskermis:
kientj`skèrm`s (L317p Bocholt),
kientjeskerremis (L317p Bocholt)
|
De feestelijke koffiemaaltijd die de kraamvrouw na de kerkgang thuis hield met de vrouwen uit de buurt [kindjeskoffie, kindjeskermis?]. [N 96B (1989)] || het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33879 |
geboorteomhulsel van een veulen |
lies:
lēs (L317p Bocholt),
net:
nɛt (L317p Bocholt)
|
Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56]
I-9
|
20182 |
geboren worden |
geboren werden:
geboe:re waere (L317p Bocholt)
|
Geboren worden (jong zijn). [N 115 (2003)]
III-2-2
|