e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gehurkt zitten op zijn hukken zitten: oͅp zin hukə zetə (Bocholt) hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)] III-1-2
geil, wellustig scherp: sjerp (Bocholt) geil, wellustig [N 10C (zj)] III-2-2
geit geit: gęi̯.t (Bocholt), gęi̯t (Bocholt) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geitenmelksepap geitenmelkpap: Syst. Frings  gɛ̄i̯təmɛ̄ləkpap (Bocholt) Pap van geitemelk (mienekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
geitestal geitestal: gęi̯te[stal] (Bocholt) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
gek zot: zot (onzinnig) (Bocholt) dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)] III-1-4
geknield zitten op de knien zitten: oppe knieje zitten (Bocholt) (onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
geknotte wilg knoest: knôêst (Bocholt, ... ), poest: pôêst (Bocholt, ... ), soets: soets (Bocholt, ... ), sôêts (Bocholt, ... ), sûts (Bocholt), wilgensoets: wilge soets (Bocholt), wilgesoets (Bocholt) knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)] || wilg of eik, afgeknot III-4-3
gekookte hersens gekookte hersenen: Syst. Frings  gəkūk˂də heͅrsənə (Bocholt) Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
gekraagde roodstaart schouwvegertje: sjuiwvègerke (Bocholt) gekraagde roodstaart III-4-1