34063 |
geslachtsrijpe koe |
vaars:
vē̜i̯rs (L317p Bocholt)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hā.mǝl (L317p Bocholt),
hāmǝl (L317p Bocholt)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bęrx (L317p Bocholt),
bɛ.rǝx (L317p Bocholt),
bɛrx (L317p Bocholt)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
gelt:
gęljtj (L317p Bocholt
[(niet gesneden - om vet te mesten)]
)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
gasp:
gasp (L317p Bocholt),
gesp:
gasp (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
Gesloten, vaak min of meer vierkant beugeltje, gewoonlijk met een al of niet aan een afzonderlijke spil zittende tong, aan het ene einde van een riem enz. bevestigd en waardoor het andere einde gestoken wordt, dat dan door de tong in de ring vastgehouden wordt (Van Dale, pag. 903). [N 62, 53; MW; monogr.] || Hoe noemt U een gesp? [N 62 (1973)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
II-7, III-1-3
|
33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
densleger:
denslēʔgǝr (L317p Bocholt)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
plastron (fr.):
plastron (L317p Bocholt)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23515 |
gestichte mis |
gestichte mis:
gestichte mes (L317p Bocholt)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18543 |
gestreepte broek |
streepjesboks:
striepkesbooks (L317p Bocholt)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
letter:
lètt`r (L317p Bocholt)
|
de getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt] [N 112 (2006)]
III-3-2
|