e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aprilgek prilgek: prilgek (Bocholt) de dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april) [N 112 (2006)] III-3-2
aprilgrap prilvis: prilvès (Bocholt) de onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad] [N 112 (2006)] III-3-2
aren lezen aren rapen: ǭrǝ rā.pǝ (Bocholt), oogsten: ǫu̯xstǝ (Bocholt) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Bocholt), hãŋ (Bocholt), nãŋ (Bocholt) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armband bracelet (fr.): brazielet (Bocholt) armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)] III-1-3
arme mens arme mens: einen erme minsch (Bocholt) een arme mens [ZND 32 (1939)] III-3-1
armenbanken armenbanken: ermebank (Bocholt) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
armoede armoede: ermooi (Bocholt) armoede [ZND 32 (1939)] III-3-1
armvol armvol: (h)ervel (Bocholt), eͅrvəl (Bocholt, ... ), (een vervorming van armvol.  (h)ervel (Bocholt) armvol [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || ervel, armvol III-4-4
arresteren arresteren (<fr.): gearesteerd (Bocholt) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1