e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heen en weer schuiven schroevelen: sjroef’le (Bocholt), wiebelen: wieb’le (Bocholt) Heen en weer schuiven (wiebelen, wiemelen, sjroevelen, winaauwen) [N 108 (2001)] III-1-2
heer heer: i.ər (Bocholt) heer [RND] III-3-1
heermoes kattestaart: katǝstart (Bocholt) Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] I-5
hees, schor hees: heisch (Bocholt), heͅis (Bocholt) hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2
heet, hitsig lopetig: løͅij.pex (Bocholt) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
heg, haag tuin: tuin is in dialekt huuf en huufke  tûn (Bocholt) haag III-2-1
heggenmus heggenschijter: hègkesji-jter (Bocholt), hegmus: hègkmös (Bocholt), wijnstamper: wi-jnstemper (Bocholt) bastaardnachtegaal || heggemus III-4-1
heggenschaar tuinschaar: tûnsjiêr (Bocholt) haagschaar III-2-1
heibezem bezem: bɛsəm (Bocholt), bremmenbezem: m.  brøməbɛsəm (Bocholt) bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heilig heilig: heilig (Bocholt) Heilig [hèllig, hillig]. [N 96D (1989)] III-3-3