e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
as as: asch (Bocholt) as [ZND 32 (1939)] III-2-3
asblok asbed: as˱bē̜t (Bocholt), as˱bɛt (Bocholt), aslade: aslāi̯ (Bocholt), karlade: karlāi̯ (Bocholt) Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-13
askruisje assekruisje: assekruuske (Bocholt) Het Askruisje [assekrüske, esjekruuts]. [N 96C (1989)] III-3-3
aswoensdag asgoensdag: aschgoensdig (Bocholt), asgoonsdig (Bocholt) Aswoensdag, de eerste dag van de grote vasten [ésjermitwoch, aesjergoonsdiech, esjelegoonsdich]. [N 96C (1989)] || Aswoensdag. [ZND 19A (1936)] III-3-3
aszeef assenzeef: asəzi(ə)f (Bocholt), kolenzeef: kuləzīəf (Bocholt) zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
aureool aureool: aurejol (Bocholt) De gouden lichtkrans of -kring boven om het hoofd van een heiligenbeeld [aureool, nimbus?]. [N 96A (1989)] III-3-3
autoped trottinette (fr.): trót`nèt (Bocholt), /  tró(n)tɛnèt (Bocholt), [Met afbeelding].  trónt`nèt (Bocholt), tro(n)tenet: België.  troͅ(n)tənet (Bocholt) / [SND (2006)] || Autoped. || het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje] [N 112 (2006)] || Step. III-3-2
averechts, achterstevoren achterstevoren: Opm.: in mod. dialect hoort men doorgaans achterste vèèr.  echterste vèèr (Bocholt), averechts: èverechts (Bocholt), links: LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  links (Bocholt) achterstevoren, averechts III-4-4
avondgebed avondgebed: aovendgebed (Bocholt) Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
avondtriduüm avondtridum: oavedtriduwum (Bocholt) Een godvruchtige oefening op drie achtereenvolgende avonden, avondtriduüm. [N 96B (1989)] III-3-3