20252 |
in verwachting zijn |
in positie:
pezi-jsie (L317p Bocholt),
in verwachting:
in verwachting (L317p Bocholt),
vol zitten:
plat
vol zitte (L317p Bocholt),
z zijn:
zoe zeen (L317p Bocholt)
|
zwanger || Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18037 |
indigestie (hebben) |
overeten:
uuëv’raete (L317p Bocholt),
penspijn:
penspieën (L317p Bocholt)
|
Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (overetendheid, indigestie, maag van streek, muik). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17982 |
ingebeelde ziekte |
ingebeeld (volt.deelw.):
ing’beeldzje (L317p Bocholt)
|
Ingebeelde ziekte (niebekonter, iepreponder, hype). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
25447 |
ingezouten |
ingezouten:
engǝzawtǝn (L317p Bocholt)
|
Dit lemma sluit volledig aan bij het lemma ''het vlees conserveren''. In de Leuvense vragenlijsten 1a-m en 27 werd naar het begrip "ingezouten" gevraagd. Deze twee vragen worden hier als apart lemma gehonoreerd. [L 1a-m; L 27, 40; Veldeke 22, 67]
II-1
|
17909 |
ingieten (met geluid) |
spetteren:
spett’re (L317p Bocholt)
|
Met een zeker geluid water ergens in gieten (spetteren, klotsen, klateren, spatten, plonsen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33181 |
ingooien (in een kuiltje) |
ingooien:
engui̯ǝ (L317p Bocholt),
kuilen:
kulǝ (L317p Bocholt)
|
[N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 14 en 15]
I-5
|
34012 |
inhalen |
voorbijsteken:
vǝrbī.stē̜.kǝ (L317p Bocholt)
|
Gaan twee karren achter elkaar en gaat de laatste vlugger vooruit dan de eerste, dan zal ze haar voorganger inhalen. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33030 |
inkappen, eerste slagen maken met de zicht |
aanmaaien:
an[maaien] (L317p Bocholt)
|
De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f]
I-4
|
33259 |
inkarnaatklaver, franse klaver |
franse klee:
fransǝ [klee] (L317p Bocholt),
rode klaver:
rui̯ǝ [klaver] (L317p Bocholt)
|
Trifolium incarnatum L. Een 15 tot 60 cm hoge plant met helder scharlakenrode bloemhoofdjes die van mei tot juli bloeien. Het wordt in augustus gezaaid, levert in mei een flinke snee groenvoer op en wordt dan ondergeploegd. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; L 36, 35; monogr.]
I-5
|
21687 |
inkomsten |
inkomende, het ~:
ps. omgespeld volgens Frings.
enkumənšə (L317p Bocholt),
hət enkūmənžə (L317p Bocholt)
|
inkomsten, de ontvangsten, het inkomen [inkomende, inbeur?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|