e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaakbeen(rand) kaakbeen: ka:kbɛi.n (Bocholt), raak: rāk (Bocholt) kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en de kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [Lk 05 (1955)] III-1-1
kaakgestel kaken (mv.): kaake (Bocholt), schaar: sjieër (Bocholt) Kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar, kaken). [N 106 (2001)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd kletskop: hēͅ hēͅ(ə)t ənə kleͅtskoͅp (Bocholt) kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)] III-1-1
kaal duivenjong kak: kàk (Bocholt) Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
kaantje krabbeltjes: Verwant aan krep (dunne stof) Mo bakde mich eine bògkeskook möt kreppelkes spek in  kreppelke (Bocholt) gebraden stukje spek III-2-3
kaantjes kaaien: kū.i̯jə (Bocholt), kū.jə (Bocholt), kaantjes  kuje (Bocholt) kanen [Goossens 1b (1960)] || uitgebraden stukjes spek waarvan het vet is weggeschept III-2-3
kaars kaars: kars (Bocholt) kaars [RND] III-2-1
kaarsenbak kaarsenluchter: karseluchter (Bocholt) De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaarsendomper kaarsendomper: karsəndoͅmpər (Bocholt), kaarsensnuiter: karsənsnøtər (Bocholt), neus: nø&#x0304s (Bocholt) kaarsendomper, d.i. het metalen horentje waarmee de kaars uitgedoofd werd? [ZND 36 (1941)] III-2-1
kaarsendover kaarsendover: karsedouver (Bocholt) De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)] III-3-3