24513 |
kiem |
scheutje:
sjiêtsje (L317p Bocholt)
|
scheutje
III-4-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
schieten:
šētǝ (L317p Bocholt)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
22399 |
kien! |
kien:
kin (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt,
L317p Bocholt)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kinne (L317p Bocholt),
kinnen (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
kienenspel:
kinnespuul (L317p Bocholt),
kienspel:
kinspel (L317p Bocholt)
|
[II.] Kienen. || Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
20498 |
kieskauwer |
krijtelijke eter:
eine kriêteliken èter (L317p Bocholt)
|
die alleen maar echt lekkere, fijne zaken eet
III-2-3
|
20571 |
kieskauwerig |
lastig aan de tafel:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
lestig aan de taufel (L317p Bocholt)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
18818 |
kieskeurig |
keurig:
kèrig (L317p Bocholt)
|
kieskeurig
III-1-4
|
19019 |
kieskeurig persoon |
keurige:
aan het èten is ¯r einen hiêl kèrige
eine kèrige (L317p Bocholt)
|
kieskeurige
III-1-4
|
24184 |
kievit |
kievit:
vanellus
kiewit (L317p Bocholt)
|
kievit
III-4-1
|
24337 |
kikker |
kwakkerd:
kwakkerd (L317p Bocholt),
kwakvors:
kwakfoͅrs (L317p Bocholt),
ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004
kwakvors (L317p Bocholt)
|
kikvors [ZND 01 (1922)] || kikvors, puit [RND]
III-4-2
|