e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroep kroep: krop (Bocholt) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 107 (2001)] III-1-2
krols lopig: lø͂ͅu̯pex (Bocholt) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)] III-2-1
krommen, ombuigen krom maken: kromp maake (Bocholt), ombuigen: òembuige (Bocholt), omplooien: òemploeje (Bocholt) Krommen: een kromme gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien, krom maken) [N 108 (2001)] || Ombuigen: een andere richting geven (ombuigen, (om)plooien) [N 108 (2001)] III-1-2
kroon kroon: krū[ə}n (Bocholt), kroontje: kry(3)̄[ə}nkə (Bocholt) kroon [ZND m] III-3-1
kroonkandelaar, luster luster: løstər (Bocholt) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kroonluchter kerkluster: kerrikluuster (Bocholt) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kruidenier winkelier: doffe e wordt als ¯ aangegeven  wink’leer (Bocholt) Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)] III-3-1
kruidwis wijden {ja}: bestond vroeger  / (Bocholt), ja  / (Bocholt) Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)] III-3-2
kruien kruien: kryi̯ǝ (Bocholt), schurgen: šø̜rǝgǝ (Bocholt) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik tuit: teit (Bocholt), vr.  tøy(ə)t (Bocholt) grote kan of kruik || kruik, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1