18374 |
laarzenschacht |
schacht:
šaoXt (L317p Bocholt)
|
schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23658 |
laatste evangelie |
t letste evangjillióm?].:
leste evangelie (L317p Bocholt)
|
Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23506 |
laatste mis |
laatste mis:
leste mes (L317p Bocholt)
|
De laatste, vaak korte mis op zondag, de laatste gelegenheid om de mis te horen [snapmèske, gawkletske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23909 |
laatste oordeel |
laatste oordeel:
leste oerdeil (L317p Bocholt)
|
Het laatste oordeel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34581 |
ladderboom |
leierboom:
lęi̯.ǝrbǫu̯.m (L317p Bocholt),
(mv)
lęi̯.ǝrb˙ø̜i̯m (L317p Bocholt)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade:
laai (L317p Bocholt),
lāi (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
lade van de tafel:
lāi van də toafəl (L317p Bocholt),
lāi van də tofəl (L317p Bocholt),
lade van een tafel:
lāi vanə taofəl (L317p Bocholt),
schuif:
sji-jf (L317p Bocholt),
Hèè trok het sji-jfke upe
sji-jf (L317p Bocholt)
|
kastlade || lade || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] || schuif
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lāi̯.ǝ (L317p Bocholt)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vraxt (L317p Bocholt)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
līXšoon (L317p Bocholt)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33360 |
lage kachel voor de ketel met was of veevoer |
duiveltje:
dø̜i̯vǝlkǝ (L317p Bocholt)
|
De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.]
I-6
|