19085 |
liegen |
liegen:
leegen (L317p Bocholt)
|
liegen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lieveheersbeestje:
livvenhiêrsbiêsje (L317p Bocholt),
lievevrouwebeestje:
lievevrouwebiesje (L317p Bocholt),
ook in ZND 16, 006
lievevrouwebiestžə (L317p Bocholt)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)], [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
liggen (L317p Bocholt)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
33474 |
liggend dakvenster |
dakvenster:
dākvenstǝr (L317p Bocholt)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|
18831 |
lijden |
lijden:
lett. en fig.
li-je (L317p Bocholt)
|
pijn hebben
III-1-4
|
34185 |
lijfbieden, prolapsus vaginae |
rozen:
rũsǝ (L317p Bocholt)
|
Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a]
I-11
|
20443 |
lijkbaar |
lijkbaar:
liekbaar (L317p Bocholt)
|
De lijkbaar [liechebaar, baar]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20254 |
lijkenhuisje |
dodenhuisje:
doeejehuuske (L317p Bocholt)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20466 |
lijkwagen |
lijkwagen:
liekwaage (L317p Bocholt)
|
de lijkwagen [doeëdewaan] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
meet:
maet (L317p Bocholt)
|
Meet, eindstreep.
III-3-2
|