e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mondharmonica mondmuziekje: móndm`ziekske (Bocholt, ... ) het muziekinstrument dat langs de mond op en neer bewogen wordt en waarop geluid gemaakt kan worden door blazen en zuigen [fiep, moelfiep, noeneke, mondharmonika, muziek] [N 112 (2006)] || Mondharmonica. III-3-2
mondstuk embouchure (fr.): amm`zuur (Bocholt), embouchure (Bocholt), mondstuk: mondstuk (Bocholt) Embouchure: mondstuk bij blaasinstrument en de vaardigheid om op dat mondstuk te blazen. || Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)] III-3-2
mondvol moel: ein moal aafbieten (Bocholt), ⁄n moêl bètten (Bocholt) hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)] III-4-4
monnik monnik: monnik (Bocholt), pater (lat.): eine pater (Bocholt) Een monnik [munnik]. [N 96D (1989)] || Een monnik. [ZND 31 (1939)] III-3-3
monnikskap duivelskoren: di-jvelskure (Bocholt) monnikskap III-4-3
monstrans monstrans (lat.): monstrans (Bocholt) Een monstrans, een gouden of zilveren, meestal zonvormig vaatwerk waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld. [N 96B (1989)] III-3-3
mooi pratend het paard op de nek kloppen strelen: striǝlǝ (Bocholt) [N 8, 103e] I-9
moorkop moorkop: muǝrkǫp (Bocholt) Paard met zwarte kop, manen en staart, terwijl de romp vele witte haren tussen de bruine onderkleur heeft. Het wordt muisvaal of vaalblauw geboren, maar wordt in het eerste levensjaar al zwart. [N 8, 63f] I-9
mopperen grommelen: de dial. assimilatie moet worden gezien onder invloed van o.a. gròmmele  gròmmele (Bocholt) mompelen III-1-4
morgengebed morgengebed: møͅrgəgəbeͅd (Bocholt) Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3