21509 |
bezoeken |
afkomen:
kom ins aaf (L317p Bocholt)
|
Kom mij eens bezoeken. [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
25654 |
bezorgen |
met brood rondgaan:
møt brūt rǫntgūn (L317p Bocholt)
|
Brood thuis bezorgen. Het woordtype "kremeren" duidt op het feit dat het brood niet door de rondbrenger gebakken is maar dat het door een grote bakkerij of broodfabriek geleverd wordt. Een eventueel opgegeven object "brood" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 99a, N 29, 99b; N 29, 100 add.; monogr]
II-1
|
17996 |
bibberen |
bibberen:
bibberen (L317p Bocholt)
|
beven, bibberen [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
23668 |
biddag |
bededag:
beijdaag (L317p Bocholt)
|
Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23808 |
biddag voor het gewas |
bededag:
beijdaag (L317p Bocholt)
|
De Biddag voor het Gewas. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23200 |
bidden |
beden:
baeje (L317p Bocholt),
dig moot beien (L317p Bocholt)
|
Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)] || Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
23703 |
bidden uit dankbaarheid: dankgebed |
dankbede:
dankbeije (L317p Bocholt)
|
Bidden uit dankbaarheid [danke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20450 |
bidprentje |
doodsprentje:
doedsprintsje (L317p Bocholt)
|
een bidprentje, doodsprentje, gedachtenisprentje, tijdens de uitvaartdient uitgereikt, "beeldje"[doeëdetsiddel] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23370 |
bidstoel |
prie-dieu (fr.):
priedjeu (L317p Bocholt)
|
Een bidstoel met knie- en armsteun, waarop men alleen maar geknield kan zitten [prie-Dieu?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23665 |
bidstond |
uurbedens:
oorbeijes (L317p Bocholt)
|
Een aanbiddingsuur of bidstonde, aan elk van de wijken of groeperingen van de parochie toegewezen gedurende deze aanbiddingsdagen [bidstond, bèèjstónd, be------nsjtónd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|