19333 |
pret, schik |
plezier:
samest. ein plezeerreis
plezeer (L317p Bocholt)
|
pret, lol
III-1-4
|
21649 |
priem? (wbd) |
trekgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
trəkgeͅlš (L317p Bocholt)
|
bedrag dat uitbetaald wordt aan degene die bij de eerste verkoping, i.v.m. de openbare verkoping van huizen e.d. [vgl. vraag 15a] het hoogste bod heeft gedaan [trekgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23326 |
priester |
geestelijke:
geistelikke (L317p Bocholt),
priester:
preester (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)] || Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24040 |
priester gewijd worden |
priester gewijd worden:
preester gewiedsj weire (L317p Bocholt)
|
Priester gewijd worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24044 |
priesterfeest |
priesterfeest:
preesterfiest (L317p Bocholt)
|
Een priesterfeest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23414 |
priesterkoor |
koor:
koeer (L317p Bocholt)
|
Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23307 |
priestersteek met ronde luifel |
steek:
stēk (L317p Bocholt)
|
priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)]
III-3-3
|
24041 |
priesterwijding |
priesterwijding:
preesterwiejing (L317p Bocholt)
|
De Priesterwijding. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
prìs (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pekdrǭt (L317p Bocholt)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|