22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
raods`l (L317p Bocholt)
|
Raadsel.
III-3-2
|
27904 |
raam |
raam:
ram (L317p Bocholt),
venster:
venstǝr (L317p Bocholt),
vi ̞nstǝr (L317p Bocholt),
vęnstǝr (L317p Bocholt)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33452 |
raampje in een poort |
vagevenster:
vǭgǝvenstǝr (L317p Bocholt)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|
30313 |
raamvleugel |
venster:
venstǝr (L317p Bocholt)
|
Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.]
II-9
|
30182 |
raamwerk |
geschoor:
gǝšōr (L317p Bocholt)
|
Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e]
II-9
|
33272 |
raapzaadolie |
lijzendsmout:
lęi̯.zǝtsmau.t (L317p Bocholt),
raapzaad:
rø̄bzǭt (L317p Bocholt),
reubsmout:
rø̄b˱smau.t (L317p Bocholt)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
arig (L317p Bocholt),
ārdix (L317p Bocholt),
ich vòn det hèè maar hiêl arig diêj
aardig (L317p Bocholt),
ook materiaal znd 19a, 003
aarig (L317p Bocholt),
curieus:
ook materiaal znd 19a, 003
crieus (L317p Bocholt),
komiek:
ook materiaal znd 19a, 003
kemiek (L317p Bocholt)
|
eigenaardig || zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
ruit:
(mv)
rũ̄ǝ.tǝ (L317p Bocholt)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
roaje (L317p Bocholt)
|
raden, gissen naar
III-1-4
|
33577 |
radijs |
radijs:
radīs (L317p Bocholt),
rədīs (L317p Bocholt)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|