23851 |
rondtrekken van de processie |
trekken:
prosessie trekke (L317p Bocholt)
|
Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34597 |
rongblokken |
rongblokken:
roŋblø̜k (L317p Bocholt
[(enkelv roŋblǫk)]
)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|
34596 |
rongen |
klammen:
klamǝ (L317p Bocholt),
rongkluppels:
roŋklø̜pǝls (L317p Bocholt),
rongstijpels:
rōŋstipǝls (L317p Bocholt)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
33810 |
roodbont paard |
koepaard:
kupē̜rt (L317p Bocholt)
|
Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g]
I-9
|
34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
rode:
rui̯ (L317p Bocholt)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
34030 |
roodbonte koe van het oranjerode type |
gele:
gē̜i̯l (L317p Bocholt)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b]
I-11
|
18043 |
roodvonk |
rodehond:
roeëj’nhònd (L317p Bocholt)
|
Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodvonk, roodjong, St.Antonis / St.Teunis-vuur, plan). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18048 |
roof(je) (korst op een wonde) |
roof(je):
rauf (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
hoe heet de korst die op een wonde komt ? [ZND 41 (1943)]
III-1-2
|
24239 |
roofvogel, algemeen |
arend:
ārənt (L317p Bocholt)
|
arend [ZND m]
III-4-1
|
33202 |
rooien met de hand, dabben |
dabben:
dabǝ(n) (L317p Bocholt)
|
Het met de hand uit de grond halen van aardappelen: het uit de grond trekken van de struik, het schudden ervan zodat de aardappelen van de wortels vallen en het bijeenrapen ervan. In de A- en Lu-vragenlijsten was wel uitdrukkelijk de vraag "rooien met de handen" opgenomen, maar doorgaans toch het algemene woord voor rooien opgegeven, hetzelfde als in het vorige lemma Rooien, Algemeen. In deze gevallen is hier dat algemene woord niet herhaald. Hier staan alleen de lexicale afwijkingen van "uitdoen". [N 12, 18b; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 23, 17d2; Lu 1, 17d2]
I-5
|