e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rouwkrans kroon: kroen (Bocholt) De krans die op de kist wordt gelegd [krants]. [N 96D (1989)] III-3-3
rouwsluier falie: falie (Bocholt) een rouwsluier, voile, falie [N 96D (1989)] III-2-2
royaal royaal (<fr.): mild  rejaal (Bocholt), reujaal (Bocholt), reaal geschreven, rejaol uitgesproken  rejaol (Bocholt) Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)] III-3-1
rozenhoedje rozenhoedje: roezenheudzje (Bocholt) Een Rozenhoedje (waarbij men 1 maal het bidsnoer langs gaat). [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkrans noster: noster (Bocholt) De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransgebed noster: noster (Bocholt) Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransmaand rozenkransmaand: roezenkransmoandzj (Bocholt) De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)] III-3-3
rozijnenbrood rozijnenmik: rəzinəmek (Bocholt), rəzinəmik (Bocholt) brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] III-2-3
ruche kantstukje: kantstøkskǝ (Bocholt) Geplooid (kanten) oplegsel aan dameskleren of een geplooide gerimpelde of klokkend geknipte reep stof. Er zijn twee soorten ruches, rechte en ronde, die verschillend worden geknipt. Zie afb. 47. [N 62, 42a; MW; monogr.] II-7
rug rug: rø̜k (Bocholt), røͅg (Bocholt) rug [ZND m] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, III-1-1