e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blad, bladeren van een plant blad: blā.t (Bocholt), blader: blaǝr (Bocholt), blā.i̯ǝr (Bocholt) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
bladerdeeg schilferdeeg: sjölferdeig (Bocholt), soms gehoord  sjilferdeig (Bocholt) bladerdeeg III-2-3
bladrozet van de paardebloem scheve: sjèèf (Bocholt), -  chèv (Bocholt), suikerij: sòkkeri-j (Bocholt) paardebloem || suikerij, koffiesurrogat III-4-3
blaffen bassen: bassen (Bocholt), bellen: bø͂ͅlə (Bocholt), oud  beùlen (Bocholt), blaffen: blaffen (Bocholt), keffen: keffen (Bocholt) blaffen [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2c (1963)] III-2-1
blaker blaker: blōͅkər (Bocholt), kaarsendrager: kasəndrāgər (Bocholt), kaarsenluchter: karsəløxtər (Bocholt), kaarsenpannetje: karsəpeͅnkə (Bocholt), keͅrsəpeͅnkə (Bocholt), kaarsenplaatje: kēͅsəplēͅtjə (Bocholt) het pannetje, van een oor voorzien, waarop de kaars wordt gezet [ZND 36 (1941)] III-2-1
blankvoorn, voorn ruts: rits (Bocholt) voorn, panvis III-4-2
blaren blaren: blǫrt (Bocholt) Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.] II-9
blaten bleten: blē̜i̯tǝ (Bocholt), blē̜tǝ (Bocholt) Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.] I-12
blauwe bosbes bosbeer: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  bōͅsbīər (Bocholt), galbeer: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  galbier (Bocholt), gōlbier (Bocholt), malbeer: moalbiêre (Bocholt) bosbes, alg. [ZND 01 (1922)] || bosbes, blauwe III-4-3
blauwe en bruine schimmel blauwe schimmel: blau̯ǝ šømǝl (Bocholt) De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b] I-9