e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
theelepeltje eierlepel: ēͅiərli(ə)pəl (Bocholt), eierlepeltje: ēͅiərlipəlkə (Bocholt), suikerlepeltje: sōkərlipəlkə (Bocholt), theelepel: tēli(ə)pəl (Bocholt) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)] III-2-1
theepot theepot: tēpoͅt (Bocholt, ... ) pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
thuis thuis: Samen ût en same thûs Ze is van alle merkte thûs: ze is doorgewinterd of doortrapt Geine thûs miêr höbbe: verlaten en verweesd achterblijven  thûs (Bocholt) thuis III-2-1
tiend grondbelasting: ps. omgespeld volgens Frings.  grontbəlasteŋ (Bocholt) tiende: Datgene wat, in natura of geld, aan de belasting moet worden afgestaan van de opbrengst van het land [de tiend?] [N 21 (1963)] III-3-1
tiendschuur tiendschuurtje: tintšø̄rkǝ (Bocholt) Het gebouw waarin het tiendgewas werd opgeborgen. In sommige streken werd het tiendgewas vroeger centraal in een schuur van één boerderij opgeslagen, deze boerderij kreeg dan de naam tiendhof (bijv. in Q 33). Na de Franse tijd (¬± 1790) werd het tiendgewas afgeschaft. In sommige boerderijen ontbrak de tiendschuur; het tiendgewas werd opgeslagen waar ruimte was, bijv. in het bakhuis (L 360), het kafkot (Q 158), de tast (P 44, 48, 49, 55, 222), de schuur (P 51) of de motsemschelf (Q 178, 179). De bij het lemma gevoegde kaart is een historische kaart; ze bevat de registratie van de plaatsen waar men zich op het tijdstip van de enqu√™te, dus in het begin van de jaren zestig, nog herinnerde dat er schuren naar de tienden vernoemd werden. [N 5A, 66b; monogr.] I-6
tientje van de rozenkrans tientje: tieentsje (Bocholt) Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)] III-3-3
tieretein tieretein: tirlǝtęjn (Bocholt) Geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag (Van Dale, pag. 2912). [N 62, 98; N 62, 93a; N 62, 97; MW; monogr.] II-7
tijdelijke aflaat tijdelijke aflaat: tiedelikke aafloat (Bocholt) Een tijdelijke aflaat. [N 96B (1989)] III-3-3
tijger tijger: tieg`r (Bocholt) Tijger. III-3-2
tilbury tilbury: telbǝri (Bocholt) Tweewielig rijtuigje, meestal zonder kap, voor twee personen, dat door √©√©n paard getrokken wordt. De tilbury is lager dan de sjees. Er is geen aparte bok voor de koetsier. Af en toe is dit ook een meer algemene benaming voor een klein rijtuigje. [N 17, 5, add; N 101, 1 + 6-8; N G, 51, monogr] I-13