e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
triduüm tridum (<lat.): triduwum (Bocholt) Een driedaagse godsvruchtoefening, triduüm . [N 96B (1989)] III-3-3
triktrak bakspel: bakspe:l (Bocholt) het kansspel dat gespeeld wordt op een dubbel bord met puntige figuren, met schijven en dobbelstenen; triktrak [bakspel, bak, triktrakken, tiktakken] [N 112 (2006)] III-3-2
troebele ogen brandig: bręnjix (Bocholt) [N 8, 94g] I-9
troef troef: troef (Bocholt, ... ) Troef. || Troef: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] || Troef: Harten is troef. [ZND 08 (1925)] III-3-2
troep biggen in het algemeen nest: nęst (Bocholt) In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.] I-12
troep ganzen troep: trup (Bocholt) In vraag A 4, 18 en L 20, 18 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor een "troep" schapen, koeien, varkens, ganzen. In dit lemma zijn alleen die antwoorden opgenomen die specifiek op een "troep ganzen" duiden. [A 4, 18; L 20, 18] I-12
troep kippen klocht: klǫxt (Bocholt) Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.] I-12
troeven troeven: troeve (Bocholt) met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden] [N 112 (2006)] III-3-2
trom trom: tróm (Bocholt) Trom. III-3-2
trommelen trommelen: trómm`le (Bocholt) Trommelen. III-3-2