23907 |
van de duivel bezeten |
van de duivel bezeten:
vanne duuvel bezèète (L317p Bocholt)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34497 |
van de leg afraken |
niet meer leggen:
nǝ mīr lęgǝ (L317p Bocholt),
van de leg af zijn:
van dǝ lē̜g āf zēn (L317p Bocholt)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
20474 |
van hoge afkomst |
van adel:
van adel (L317p Bocholt),
van groot volk:
van groot vouk (L317p Bocholt)
|
van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
19236 |
van katoen geven |
buzze geven, kemp,:
ketoen geven (L317p Bocholt),
vè mooten ketōen gèven (L317p Bocholt),
vè mooten teī wat achter zètten (L317p Bocholt)
|
welke uitdrukkingen kent uw dialect om te zeggen dat we er kracht of drift moeten achter zetten om klaar te komen; sommige dialecten zeggen b.v. we zullen moeten katoen geven (of: hem katoen geven, of: van katoen geven), lament geven [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
ry.zǝlǝ (L317p Bocholt),
ryzǝlǝ (L317p Bocholt),
rȳzǝlǝ (L317p Bocholt),
rȳzǝlǝn (L317p Bocholt),
røu̯.zǝlǝ (L317p Bocholt)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
22355 |
van zijn plaats rollen |
bijzen:
WNT: bijzen, 4. Ook van een draaitol, "wanneer hij, uitgedraaid zijnde, ver van zijne eerste plaats rolt".
bizze (L317p Bocholt)
|
van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17824 |
vangen |
vangen:
vangen (L317p Bocholt)
|
vangen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
22352 |
vanger bij krijgertje spelen |
vanger:
vang`r (L317p Bocholt)
|
de persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
34088 |
vangplooi |
lies:
lēs (L317p Bocholt)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|
18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
des natörlijk (L317p Bocholt),
det is neteurlek (L317p Bocholt),
dès nateurlik (L317p Bocholt)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|