33696 |
veldweg |
karrenweg:
karǝwęx (L317p Bocholt),
reen:
ręi̯n (L317p Bocholt),
veldweg:
vɛljtjwē̜x (L317p Bocholt),
vɛltšwē̜x (L317p Bocholt)
|
Een niet-verharde, vaak met gras begroeide weg door het veld, waarlangs men vanaf het erf de akkers kan bereiken die niet aan de straat gelegen zijn. [N 5A, 75c; N P, 2; JG, 1a, 2b; L 37, 43; monogr.]
I-8
|
26403 |
velg |
stuk:
(mv)
støkǝr (L317p Bocholt),
velling:
vɛleŋ (L317p Bocholt),
(mv)
vɛleŋǝ (L317p Bocholt)
|
De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit één stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13
|
30317 |
vensterbank |
latei:
latɛj (L317p Bocholt),
vensterlatei:
venstǝrlǝtɛj (L317p Bocholt),
vensterplank:
venstǝrplaŋk (L317p Bocholt)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
blafǝtȳrǝn (L317p Bocholt),
vensterblinden:
venstǝrblenǝn (L317p Bocholt)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
34131 |
ver uitspringende hielen |
sabelhakken:
sābǝlhakǝ (L317p Bocholt)
|
[N 3A, 144a; monogr.]
I-11
|
17914 |
verbergen |
wegdoen:
wegdoewen (L317p Bocholt)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
verbinne (L317p Bocholt)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
25618 |
verbranden |
zwart worden:
zwart wē̜.rǝ (L317p Bocholt)
|
Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.]
II-1
|
17932 |
verdacht rondlopen |
gluipen:
gluiëpe (L317p Bocholt),
sluipen:
sluiëpe (L317p Bocholt)
|
Rondzwerven met kwaad in zin (sluipen, schuimen, schuupen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
22884 |
verdediger |
back (eng.):
bak (L317p Bocholt)
|
Verdediger bij voetbal.
III-3-2
|