| 24031 |
vormen |
vormen:
vörmen (L317p Bocholt)
|
Vormen, het Vormsel toedienen [firme, fierme]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 23343 |
vormsel |
vormsel:
vörmsel (L317p Bocholt)
|
Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 25202 |
vorst, het vriezen |
rijm:
rim (L317p Bocholt),
vreer:
de vrèèr (L317p Bocholt),
vreur:
vrø͂ͅyr (L317p Bocholt),
vreur (m.).
vrø͂ͅr (L317p Bocholt)
|
vorst, het vriezen || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 29897 |
vorstpan |
noordpan:
nūrtpan (L317p Bocholt),
vorstpan:
vǫrstpan (L317p Bocholt)
|
Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8]
II-8
|
| 33811 |
vos, vospaard |
voes:
vus (L317p Bocholt),
voespaard:
vuspē̜rt (L317p Bocholt)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
| 23508 |
votiefmis |
gestichte mis:
gestichte mes (L317p Bocholt)
|
Een mis die gesticht is krachtens een gelofte, votiefmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 18279 |
vouw |
plooi:
ploej (L317p Bocholt)
|
Hoe noemt U: een plooi [N 62 (1973)]
III-1-3
|
| 17923 |
vouwen |
vouwen:
vauwən (L317p Bocholt)
|
vouwen (ww) [ZND m]
III-1-2
|
| 21149 |
vrachtwagen |
camion (fr.):
kamm`jao (L317p Bocholt)
|
vrachtwagen
III-3-1
|
| 21398 |
vreemde (man) |
vreemde, een ~:
vraemde (L317p Bocholt),
vrèmde (L317p Bocholt)
|
Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)]
III-3-1
|