| 19835 |
wonen |
wonen:
wūnən (L317p Bocholt)
|
wonen [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
| 19720 |
woonkamer, huiskamer |
haard:
In den hèèrd ligke: niets nuttend thuis zitten Nûw \'r wörkeluus is, ligkt \'r mè den hiêlen daag in den hèèrd
hèèrd (L317p Bocholt)
|
leefkamer
III-2-1
|
| 22722 |
woonwagen |
woonwagel:
woeënwaag`l (L317p Bocholt)
|
Woonwagen.
III-3-2
|
| 21267 |
woord |
woord:
ei woord, ein woerdje, det zeen schoen woerden (L317p Bocholt),
wu:ərt (L317p Bocholt),
wūərt (L317p Bocholt)
|
Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND], [ZND m]
III-3-1
|
| 34202 |
wormbulten |
angelknobbelen:
aŋǝlknōbǝlǝ (L317p Bocholt)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
| 21014 |
wormstekig |
gemaaiesteekt:
of: die appel heeft maaiesteken
gemaaiesteekt (L317p Bocholt),
gemaaisteekt:
Duur de vèle règen en de föl zòn waas de hölft van uis appel gemaaisteekt
gemaaisteekt (L317p Bocholt)
|
door maden of/ook door rotting ontstoken fruit || wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
| 22430 |
worstelen |
worstelen:
worst`le (L317p Bocholt)
|
de tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
| 20709 |
worstenbroodje |
saucijzenbroodje:
sesi-jzebriêdsje (L317p Bocholt),
worstenbrood:
Syst. Frings
woͅrstəbrūt (L317p Bocholt),
worstriggel:
worstriggel (L317p Bocholt),
syn
worstriggel (L317p Bocholt)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] || worstenbrood || worstenbroodje
III-2-3
|
| 32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (L317p Bocholt)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
| 20605 |
wortelenstamppot |
stomp:
stòmp (L317p Bocholt)
|
gestampte aardappelen vermengd met o.a. worteltjes, of hutspot
III-2-3
|