e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaiers kleine heupen: (enk)  klē̜i̯n hup (Bocholt) De kleine heupen achter de grote heupen, meestal in de vorm van uitstekende botten of knobbels. [N 3A, 110b] I-11
draaihek poort: pūt (Bocholt), pǫrt (Bocholt) Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.] I-8
draaipin van een zware deur of poort har: har (Bocholt) Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.] I-6
drachtig vol: vǫl (Bocholt) [N 3A, 33] I-11
drachtige merrie vol: vǫ.l (Bocholt), volle meer: vǫl mē̜r (Bocholt) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten liezen: lēzə (Bocholt) [Goossens 1b (1960)] I-7
dragen dragen: dragen (Bocholt) dragen [ZND 25 (1937)] III-1-2
drager van de doodskist drager: drager (Bocholt) een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)] III-2-2
drager van het baldakijn hemeldrager: hemeldragers (Bocholt) Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drager van het kerkvaandel kerkvaandeldrager: kerkvaandeldrager (Bocholt) De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3