e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kindercommunie kinderkommunion (<du.): kingerkómmelejoeën (Bocholtz) Een kindercommunie [kingerkómmelejoeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
kinderdoop kinderdoop: kingerdeuf (Bocholtz) Een kinderdoop. [N 96D (1989)] III-3-3
kinderfiets kinderfiets: kingerfiets (Bocholtz) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar kleine kinderen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
kinderkleren kinderkleren: kinger kléjer (Bocholtz) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3
kinderkoor kinderkoor: kingerkoeër (Bocholtz) Het kinderkoor, jongenskoor of knapenkoor, een zangkoor van kinderen uit de hoogste klassen van de lagere school. [N 96B (1989)] III-3-3
kindermis kindermis: kingermès (Bocholtz) Een kindermis, schoolmis [kiendermis, kingermès, sjoeëlmès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kinderschort met mouwen kinderscholk: kingersjollik (Bocholtz) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kindje jezus jezuskindje: jezuskinke (Bocholtz) Het Jezuskind, het kind(je) Jezus, Jezuke. [N 96D (1989)] III-3-3
kinketting kinketten: kenkętǝ (Bocholtz) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinriem kinriem: kenrēm (Bocholtz) Verlenging van de neusriem die onder de kin van het paard doorloopt. [N 13, 24] I-10