e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
legnest nest: nes (Bocholtz), nɛs (Bocholtz) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lei(en) lei(en): läj, mv. läjje (Bocholtz) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
leiden dekken: dɛkǝ (Bocholtz) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lende lende: de leenge (Bocholtz), linge (Bocholtz) lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1
lenig gelenkig (du.): jelenkig (Bocholtz, ... ), gewandt (du.): jewant (Bocholtz) lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)] III-1-1
leren beenkap gamasche: kamasje (Bocholtz) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten zotskap: zie WNT, Van Dale sub zotskap.  sutskap (Bocholtz) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
levend vlees onder de huid leven, het -: et leave (Bocholtz) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: de leaver (Bocholtz), lèèver (Bocholtz) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1
leverworst leverworst: leverwoesj (Bocholtz) leverworst [N 06 (1960)] III-2-3