e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meelschepje meelschup: mɛlšøp (Bocholtz) Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b] I-4
meer dan een spade diep spitten belken: bɛlǝkǝ (Bocholtz), twee steek (omdoen): tswɛi̯ štex (Bocholtz) Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.] I-1
meer melk gaan geven bijkomen: bykōmǝ (Bocholtz) [N 3A, 68] I-11
meerdelige eg driedelige [eg]: drɛ ̝i̯dēlegǝ [eg] (Bocholtz), tweedelige [eg]: tswɛ ̝idēlegǝ [eg] (Bocholtz), vierdelige [eg]: vērdēlegǝ [eg] (Bocholtz) Bedoeld wordt een combinatie van twee of meer eggen van dezelfde soort en grootte, die - naast elkaar liggend en meestal onderling verbonden, met haken of korte kettingen aan een gemeenschappelijke trekbalk bevestigd zijn; zie afb. 62. Zulk een combinatie werd gewoonlijk door twee paarden getrokken. In de betrokken termen hieronder vertegenwoordigt het lid drie ook varianten van het type ''drij''. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men het lemma ''eg''. [N 11, 67 + 76; N 11A, 162a + b; N J, 10 add.; div.; monogr.] I-2
meerstemmige mis meerstemmige mis: mierstimmige mès (Bocholtz) Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)] III-3-3
meester meester: mestər (Bocholtz) (school)meester [RND] III-3-1
meid, dienstmeid dienstmeidje: dɛŋsmɛtjǝ (Bocholtz), maagd: māt (Bocholtz) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meikever meikever: meikĕəver (Bocholtz) meikever [Roukens 03 (1937)] III-4-2
meikoning meikoning: meikunning (Bocholtz) Meikoning (jonkheid). III-3-2
meikoningin meikoningin: Sub Simpelvelds meikunnigin.  meikunnejin (Bocholtz) Meikoningin (jonkheid). III-3-2